Martial arts en hun spirituele component
Het beeld van Aziatische vechtsporten is bij velen in het westen vooral door de media gevestigd: veel hakken, schoppen, meppen en agressie aan de ene kant en een scheutje bewustzijnsontwikkeling aan de andere kant. Zit er in martial arts wel iets Hogers? Of is het een materieel-georiënteerde egocentrische weg? Een verkenning. Door Ewald Wagenaar:
Om maar eens met mijn eigen vooroordeel te beginnen: martial arts zijn vooral agressief, gericht op vechten en het ‘uitschakelen’ van een ander: hakken, vechten, schoppen en slaan, al dan niet in de lucht. Toch intrigeren ze me, vanwege de eeuwenoude traditie die erachter schuilgaat, en ook omdat ze op het programma staan van menig spiritueel centrum. Dus ging ik op zoek naar de waarheid voorbij mijn vooroordeel. Na een paar gesprekken met deskundigen ontstond een ander beeld: martial arts is een verzamelnaam voor ontwikkeling van de psycho-fysieke mens; het gaat om de mind én het lijf. En een kenner van de Aziatische elementenleer reduceert het aandachtsgebied zelfs nog verder tot: “Het gaat in de kern over het bloed, martial arts zijn een fysiologische weg tot bewustzijnsvergroting”. Of zoals iemand anders zei: “Het gaat hier om een belichaamde spiritualiteit.”
Yin en yang
De eerste les die ik krijg, gaat over het verschil tussen de ‘do’- en de ‘jitsu’- of ‘jutsu’-vechtsporten. De vechtsportnamen die eindigen op ‘do’ hebben het doel de mentale gezondheid van de beoefenaar te vergroten. ‘Do’ verwijst in grote lijnen naar een oriëntatie op innerlijke bewustwording en ontwikkeling; jutsu meer naar de praktische effectiviteit. Gemiddeld genomen zou je daar dus meer hardheid verwachten, maar zoals een ju-jutsu leraar mij verklapte, willen ju-jutsu mensen tijdens de maandagavondtraining soms ook het weekend bespreken; daar is in een karate-do groep geen ruimte voor, ook niet tijdens de training. Het ideaal van ‘do’ is niet-vechten. Do is een woord dat in oorsprong komt van het woord Dao of Tao, dat we nog herkennen in het Taoisme. Je zou deze sporten de yin-kant van het spectrum kunnen noemen. Hier is de filosofie van het oosten in terug te vinden. Daartegenover staan de jutsu-sporten, het echte vechten. Het is het (oorspronkelijke) ideaal de tegenstander in een situatie op leven en dood in twintig seconden uit te schakelen. Actief en energiek: typerende kwaliteiten van de yang-kant.
De sporten zijn in oorsprong eeuwenoud. Maar sinds ze in het westen werden ontdekt, sloeg de ‘versporting’ en vercommercialisering toe. De actieve jutsu-sporten hebben een bijzondere aanhang in veel sportscholen waar nog maar weinig besef is van de wortels en de beoefening allang niet meer de overleving dient waarvoor het ooit werd gebruikt. Ook het competitie-element werd er door het westen aan toegevoegd, waarmee de commercie er handig geld uit kon gaan slaan. Nu is bijvoorbeeld judo een wereldsport met straks bij de Olympische Spelen in China weer miljoenen kijkers.
Krachtbeheersing
Waarover gaat het ten diepste? Over de omgang met kracht, die van jezelf en die van de ander. “Allereerst moet je bij je eigen kracht kunnen komen”, zegt Sydney Leijenhorst van centrum Kenkon, in Wageningen (zie agenda Gelderland). Hij beweegt en spreekt rustig en beheerst. Maar met alle ontvangen en gegeven trainingen, zijn vierkante postuur en gestaalde lichaam weet je zeker dat híj goed bij zijn kracht kan komen. “Je ziet het met mensen die angst hebben door hun ervaringen met agressie in het verleden. In de eerste fase leren beoefenaren de weg naar hun eigen kracht terug te vinden. Die energie kan ontmoedigd zijn of zelfs beschadigd. In feite brengt deze eerste fase je lichamelijk bij je eigen passie.”
De volgende fase gaat over het kanaliseren van de energie. Daarbij spelen technieken – die geoefend moeten worden – een belangrijke rol. De derde fase gaat over het transformeren van de agressie in het lijf tot een vorm van alertheid, een bewust-zijn. “Dat is niet alleen bij de oefeningen, maar altijd en overal, een aanhoudend je bewust zijn van jezelf en je omgeving”, aldus Sydney.
Dan pas komt de fase van het in relatie(s) brengen van je eigen kracht. “Hier spelen moraliteit en waarden een belangrijke rol om de spelregels in de omgang met elkaar helder te houden. Karate begint met waarden als eerbied, respect, aandachtigheid, moed. Om die reden buigen beoefenaren voor elkaar voor ze beginnen.” Open zijn voor elkaar én het ‘stalen van lichaam en geest’ gaan hier hand in hand.
De laatste fase is dat je ‘in tune’ blijft met de ander. “Het gevoel zien bij een ander. Je inleven. Het accent ligt dan op beheersing. Het perspectief wordt dan verlegd van jezelf naar de ander; ik ben de ander.” Het ‘in tune’ zijn met dat wat groter is als en onlosmakelijk verbonden is met jezelf en de ander, is daarvoor als het ware een inbedding.
De meeste beoefenaren van actieve vechtsporten zijn mannen (circa 85 procent). De percentages mannen bij de meer meditatieve do-sporten lopen iets terug ten gunste van de vrouwen. “Toch zie ik het percentage vrouwen de laatste jaren wel oplopen.”
Welke martial art dan ook: steeds is de eigen positie en het (zelf)bewustzijn de basis van waaruit de beoefenaar handelt. Wie voor het eerst een les volgt, merkt het effect direct van het in het ‘nu’ stappen en het je zo bewust mogelijk worden van je lichamelijke zijn.
Voor wie?
Door de fysieke component van martial arts is deze weg niet voor iedereen weggelegd. Allereerst moet je er iets mee kúnnen. Het elementaire karakter is door de lichamelijkheid niet iets wat iedereen aanspreekt. Aan de andere kant kan hierdoor juist contact gemaakt worden met onontgonnen of beschadigde emoties die zich in het lichaam manifesteren. In dat opzicht zijn martial arts te vergelijken met veel andere vormen van (emotioneel) lichaamswerk. Tot en met de ademhalingstechnieken zoals die ook bij tantra een belangrijke rol spelen.
Wat voor mens ben je? Yin of yang, energiek of receptief? Bij actieve mensen passen vaak de meer actieve of zelfs ‘harde’ jutsu-varianten van de martial arts, en de do-varianten bij de zachtere persoonlijkheden. Maar evengoed kun je betogen dat je het tegendeel kan kiezen, juist om iets waarin je minder goed bent, je beter bewust van te worden. Zachte varianten: met name aikido of martiaal georiënteerde taijiquan, iaido (vooral solo en zeer mediatief), chenghsin. Midden: taikiken, systema, judo, maar deze is soms ‘besmet’ met het competitievirus. Verder: jujutsu en kendo. De hardere varianten zijn onder meer karate (do of jutsu), taekwondo, thaiboksen. Bij deze hardere varianten zie je vaker een competitie-oriëntatie.
Sydney: “Vechtkunstenaars willen nog wel eens andere disciplines beoordelen op hun uitwassen, valkuilen en zwaktes. Zo is karate agressief, aikido voor mietjes, kungfu alleen leuk voor films, freefight voor criminelen, en ga zo maar door.’ De waarheid is echter veel complexer en minder eenduidig.
De Chinese vijf-elementenleer omvat veel verwijzingen naar tal van terreinen van het leven. Aarde, metaal, water, hout en vuur vormen een cyclus en de basis van de hele stoffelijke wereld. In deze visie zijn de verschillende menselijke organen zoals longen, ingewanden, nieren etc. uitingen van deze verschillende basiselementen. De organen scheppen – zo zeggen de Chinezen – de emoties van de mens en uiteindelijk produceren de organen ook de (spirituele) deugden wijsheid, rechtvaardigheid, empathie, welwillendheid en betrouwbaarheid. Vanuit deze visie ontstaat dus het hogere uit het lichaam zelf. Dit is overigens opvallend omdat deugden blijkbaar een universaliteit kennen: iedere wereldreligie kent haar eigen deugdensysteem. En volgens de Chinezen komen die dus voort uit het lichaam en niet ‘van boven’. Een ondeugd ontstaat dan ook door een onjuist gebruik van een van de organen: zo ontstaat liegen doordat er iets in je longen misgaat.
De hoogste graden van de vechtsporten kenmerken zich door een grote nadruk op de deugden. De leerling of beoefenaar heeft dan verschillende stadia doorlopen, is meester van zijn lichaam en gaat er deugdzaam mee om. Logisch dat de wandel van de samoerai daarom nobel wordt genoemd. Dit staat overigens tegenover het niet-nobele karakter van de ninja’s (boerenstrijders). Door het beheersen van het lichaam komt een persoon dus uiteindelijk terecht in een hogere en meer deugdzame bewustzijnsstaat. Heel anders dan veel spirituele westerlingen: die mediteren op het hogere en incarneren als het ware het bewustzijn in hun lijf. Precies andersom.
Meer informatie: Centrum Kenkon in Wageningen (www.kenkon.org) en zie verder onder Kompas de andere centra waar martial arts onder verschillende namen (zie kader met woordenlijstje) worden onderwezen.
Woordenlijstje
Budo – een verzamelnaam voor een brede variatie Japanse vechtsporten die vooral een verinnerlijkt karakter hebben. Het is een volwaardige weg voor de receptie van het Hogere. Het hoogst haalbare niveau (zeven) is de staat van niet-vechten.
Judo – de kern hiervan is het gebruiken van de kracht van de tegenstander om deze onschadelijk te maken, dat wil zeggen, dat deze ‘heel’ blijft zonder jou te kunnen schaden.
Ken-do – ken betekent letterlijk zwaard (of vuist) en de do-toevoeging duidt weer op het filosofische, verinnerlijkte aspect ervan.
Aikido – deze ‘sport’ is volgens sommige deskundigen de meest esoterische. Het gaat hierbij om de ‘beroeringen van de cyclische kosmos’ en betekent in de praktijk een complete levensstijl: van voedselkeuze en ademhalingstechnieken tot en met een brede range aan bewegingen.
Taekwondo – De basis wordt gevormd door acht stijlvormen, de pumse. Taekwondo is – net als judo – meer dan karate de esoterische bagage kwijt geraakt. Met name onder invloed van de sportcultuur. Het is in tegenstelling tot karate daarom ook al een olympische sport.
Karate (eigenlijk karatedo)- karate is een Japans-Okinawaanse zelfverdedigingskunst die met de komst van vuurwapens een meer innerlijke of spirituele oriëntatie kreeg. Een belangrijk adagium uit het karate is ‘karate ni sente nashi’; dit betekent ‘er is geen eerste aanval in het karate’. Een aanzienlijk deel van het karate dat in het westen wordt beoefend is echter ook beïnvloed door de westerse wedstrijd/competitiesport. Vaak wordt daarmee een deel van de spirituele en morele oriëntatie ingeleverd.
Kenjutsu – hier is het zwaard (of vuist) het middel waarmee een tegenstander uitgeschakeld moet worden.
Taij Chi (Chuan) (ook: Tai Ji Quan)- de achtergrond hiervan is de filosofie waarin bewegingen en de innerlijke weg centraal staan. Het gaat om de langzame vloeiende bewegingen van groepen mensen die je soms in parken op mooie zomerdagen kunt zien.
Chi Quong – (ook qigong) tot slot, is helemaal geen vechtsport maar een Chinese vorm van yoga. Toch wordt chi quong vaak beoefend in centra waar vechtsporten én hun esoterische wortels aandacht krijgen.