Vier jaar geleden, toen we het Juwelenschip van Longchenpa, in vertaling van Hans Korteweg e.a. (2004), voor de eerste keer hadden gelezen, zeiden we dat we dit boek over een aantal jaar nog een keer zouden lezen.  Dat hebben we nu gedaan.  Alhoewel dit boek zichzelf eigenlijk overbodig maakt.  Of, zoals een van ons zei: “Met dit inzicht kan je het boek weggooien”.  Maar wij zijn nogal gehecht (?!) aan dit boek.  We laten het dus nog even in de boekenkast staan en zeggen, net als de eerste keer: over een aantal jaar lezen we dit boek nog een keer.

We begonnen de avond met een korte inleiding door een van ons over kritiek op de westerse Verlichting (zie ook Ken Wilber) aan de hand van het boek ‘Dialectiek van de Verlichting’ van Horkheimer & Adorno: ‘Rationaliteit is een relatief begrip’.  Dat sluit goed aan bij de boeddhistische visie van absolute waarheid en relatieve waarheid.

Het Juwelenschip is eigenlijk een boek waar je niet veel over moet zeggen, maar dat je vooral moet ervaren en doorvoelen, of zoals het boek zegt, ‘ervarend aanwezig zijn’, de methodeloze methode. Hier toch een aantal stukken die ons troffen.

De kern, en de leraar – leerling verhouding

De kern van de zaak wordt in het Juwelenschip samengevat als: zicht, meditatie, gedrag en resultaat (p 33).

Over de verhouding leraar – leerling zegt het boek o.a.:  ‘In het stellen van de juiste vraag aan de leraar ontstaat scheppingskracht.  Als de leraar precies op maat antwoord geeft, vindt herkenning plaats.  Het geleerde wordt herkend als iets dat in de kern wordt geweten, als hervonden inzicht.  Daarin valt het onderscheid tussen leraar en leerling weg en kan het extract van de leer gegeven worden’ (p 25).

De vijf begeerten – en bevrijding

Het deel over het gedrag (p 40 e.v.) gaat over de vijf zintuiglijke begeerten: onwetendheid, begeerte of gehechtheid, afkeer of haat, trots, en afgunst.  Je herkent hierin misschien de gesloten/neurotische kant van de vijf wijsheidsenergieën.  De open/wijsheid kant wordt door Irini Rockwell verwoord als: ruimte, rijkheid, passie, helderheid, en actie.

Uit het boek: ‘De vijf begeerten corresponderen met de vijf fasen die elkaar in elk bewustzijnsproces opvolgen en die de vijf skandha’s worden genoemd: het fysieke lichaam, de gevoelens, de waarneming, de gedachtevorming en het bewustwordingsproces.  Gezamenlijk vormen zij de vastzetting van het bewustzijnsproces die we de persoonlijkheid plegen te noemen.’

‘Dzogchen leert dat het direct mogelijk is vrij te zijn van dit proces. Kijk onbevangen naar wat ook verschijnt op het moment dat het verschijnt.  Door te ontspannen in deze staat treedt gewaarzijn op, zonder dualiteit, in zichzelf bevrijd.’  ‘Mocht gehechtheid, afkeer, dofheid, trots of afgunst oprijzen, besef dan ten volle hun innerlijke energie.  Herken hen in het allereerste moment, voordat karma zich heeft verzameld.  Kijk het volgend moment onbevangen naar deze toestand en ontspan in de aanwezigheid ervan’ (p 43).

Het resultaat ten slotte is het opgeven van hoop en vrees (p 34 en 46).  ‘Hoop is de projectie van begeerte in de tijd.  Vrees is de projectie van afkeer in de tijd’.

Mediteren, ervaren, integreren

In het deel ‘Ervaringen integreren na meditatie’ (p 47) geeft het boek concrete hulp.  Handig was te lezen over de twee valkuilen die zich kunnen voordoen, twee fundamentele misvattingen. De eerste is nihilisme, geloven in het niets – een opvatting van openheid die het zicht blokkeert. De tweede is materialisme, geloven in het iets – geloof hechten aan interne en externe entiteiten waardoor je gevangen zit.  ‘Uitgangspunt in het boeddhisme is dat er geen inherent bestaan is – er is geen duurzame essentie in de verschijnselen, er is niet zoiets als een zelf.’

Een van de medicijnen tegen nihilisme is het beoefenen van liefde en mededogen, voor jezelf en voor anderen (p 49).  ‘Liefde en mededogen zijn zowel ongrijpbaar als waar.  Je kunt ze niet doen, je kunt ze alleen maar zijn.  En als je ze bent, kun je niet loochenen dat ze er zijn, voorbij de schijnbare bodem van het nihilisme‘.

Tot slot, een aantal regels uit het testament van Longchenpa (p 55):
‘ik … moet nu dit veranderde schijnbare lichaam verlaten,
maar ik zal deze instructie, het enig heilzame, voortzetten:
geef haar je aandacht!’

Bij degenen die dit boek voor de tweede keer lazen, landde het meer dan de eerste keer.  Het is fijn om er met elkaar over te praten, ervaringen te delen, het levend te maken.  Dit  schept vertouwen – al blijft het lastig om de leringen consequent toe te passen.  Het lukt niet altijd om de verkramping meteen te kunnen loslaten/transformeren/bevrijden, ook als je de verkramping wel ziet.

En zo is het Juwelenschip een dun, maar zeer compleet boek.  We gooien het (nog) niet weg en lezen het over een aantal jaar nog een keer.  In de tussentijd nemen we het mee naar ons kussen en naar ons dagelijks leven.  Toch?