Geschiedenis voor de jeugd
Okinawa Goju-ryu Karate

1. De oorsprong van Karate
Bij Karate denken veel mensen meteen aan “vechtsport”. Maar karate is niet om te vechten.
Karate is een oude kunst, bedacht om jezelf te verdedigen.

Al heel lang geleden moesten mensen zichzelf verdedigen tegen wilde dieren en rovers.
De oudste tekeningen ervan zijn gevonden in Egypte en zijn zo’n 5000 jaar oud.
Onze stijl heet Okinawa Goju-ryu Karate en komt oorspronkelijk uit China.

Rond het jaar 520 ging een monnik uit India naar de Shao-Lin tempel in China. Hij heette Bodhidharma.
Hij gaf les in de godsdienst Boeddhisme. In die tijd was het leven niet zo luxe als nu.
Reizen was gevaarlijk door wilde dieren en rovers. De monniken moesten hard werken om hun voedsel te verbouwen. De zomers zijn er warm, en de winters kunnen er bitter koud zijn.
Het lange bidden maakte het leven voor de monniken extra zwaar.
Daarom bedacht Bodhidharma oefeningen. Door deze oefeningen werden de monniken sterk.
In de honderden jaren hierna zijn de oefeningen verbeterd tot hele goede zelfverdedigingkunsten.
De monniken leerden ook van wilde dieren. Zo zijn bijvoorbeeld de Tijger-stijl, de Witte Kraanvogel-stijl en andere stijlen ontstaan.
Al gauw werd bekend dat men de monniken maar beter niet kon lastig vallen…

2. Okinawa
Dat had Japan ook gezien, en in 1609 werd Okinawa door Japan veroverd.
De Okinawanen waren een vredelievend volk. Ze konden zich niet verdedigen tegen de zwaar bewapende Japanners. Japan liet Okinawa rustig doorhandelen met China, maar ze pakte alles af van de Okinawanen. De welvaart verdween hierdoor snel, en Okinawa werd weer arm.

De Japanners hadden het dragen van wapens verboden.
Maar de Okinawanen kenden een eigen zelfverdedigings-kunst. De naam was “Te” dat Hand of Vuist betekent. En ze waren ook bekend geraakt met de Chinese zelfverdedigings-kunsten.
Het was in deze moeilijke tijd dat Te in het geheim werd geoefend en verbeterd.

3. Kanryo Higaonna
Kanryo Higaonna werd in 1853 geboren in Naha, de belangrijkste havenstad van Okinawa. Zijn vader was een zeeman.
Toen Kanryo 14 jaar was werd zijn vader in een gevecht helaas gedood.

Kanryo was woedend en wilde naar China gaan om te leren vechten. Later wilde hij dan de moordenaar in een gevecht verslaan.
Maar aan zijn familie vertelde hij, dat hij in China naar school wilde gaan. Zijn familie gaf toestemming, en verzamelde het benodigde geld. En zo reisde Kanryo in de herfst van 1867 per schip naar de stad Fuzhou in China. Daar aangekomen stapte hij over op een kleinere boot. Deze voer de rivier af naar de Okinawaanse buurt. De eerste tijd leerde hij de Chinese gewoontes, de cultuur en de taal. En hij zocht een Chinese leraar om te leren vechten.

Maar in China werd alleen les gegeven aan betrouwbare leerlingen.
De dodelijke technieken mochten niet aan een bandiet worden doorgegeven.
Karatescholen bestonden toen nog niet.
Kanryo hoorde van een beroemde leraar genaamd Ryu-Ryu-Ko. Hij wilde graag bij hem les nemen, maar dat ging niet zomaar. Eerst werden enkele ontmoetingen geregeld. Pas na een lange tijd mocht Kanryo komen werken en trainen. Kanryo moest beloven dat hij zijn kennis nooit zou misbruiken.

Ryu-Ryu-Ko had gestudeerd en getraind in de Shao-Lin tempel in de bergen.
Later verhuisde hij naar de stad Fuzhou. Daar maakte hij meubels en manden van hout, bamboe en riet. Kanryo moest overdag meewerken, en kreeg allerlei taken en opdrachten.
Hij luisterde goed, en voerde alle opdrachten goed uit. Pas toen Ryu-Ryu-Ko tevreden was over Kanryo’s karakter, kreeg hij zijn eerste lessen.

Ryu-Ryu-Ko was erg groot en verschrikkelijk sterk. Op een dag toen hij en Kanryo aan het werk waren, stapte een jongeman de werkplaats binnen. Hij daagde Ryu-Ryu-Ko uit om te vechten. Hij pakte een stuk bamboe in een hand en kneep er zo hard in dat het bamboe barste. Kanryo had nog nooit zoiets gezien. Zonder een woord te zeggen pakte Ryu-Ryu-Ko het stuk bamboe met beide handen vast en trok het recht uit elkaar.
Kanryo kon zijn ogen niet geloven, want bamboe is heel sterk. De jongeman wist dat hij verslagen was, en verliet de werkplaats in stilte.
Kanryo begreep dat hij een hele goede leraar had en deed nog harder zijn best.
‘s Ochtends als hij wakker werd van de koude mist, begon hij met krachttraining.
Overdag verzamelden ze bamboe in de bossen en werkte hij in de werkplaats. ’s Avonds kregen hij en de andere leerlingen les.
De training was ontzettend zwaar, maar omdat Kanryo volhield werd hij uiteindelijk Ryu-Ryu-Ko’s beste leerling. De eerste vijf jaar leerde hij slechts 1 of 2 kata’s.
Pas toen Ryu-Ryu-Ko wist dat Kanryo een goed en eerlijk mens was, leerde hij hem alle kata’s en hun toepassingen.

Ook leerde hij kruidenleer en Chinese medicijnkunst.
De school van Ryu-Ryu-Ko raakte steeds meer bekend. Inmiddels waren er ook andere leraren in Fuzhou. Soms werden er vriendschappelijke kata-wedstrijden gehouden om te zien welke school het beste was. Tijdens zo’n wedstrijd had Ryu-Ryu-Ko zijn beste leerling Kanryo tot het laatst bewaard. Toen hij de kata Sanchin liet zien keek iedereen naar hem; tenslotte was hij een Okinawaan.
Maar Kanryo deed het heel goed. Zelfs de leraar van de andere school zei dat de kunst van Ryu-Ryu-Ko beter was. Dit nieuws ging dit rond als een lopend vuurtje, en de Okinawaanse buurt was heel trots.

Kanryo Higaonna studeerde 14 jaar bij Ryu-Ryu-Ko. Rond 1881 zei Ryu-Ryu-Ko dat Kanryo terug naar zijn familie op Okinawa moest gaan. Hij wilde eigenlijk blijven, maar besloot de wens van zijn leraar te respecteren. Hij keerde terug naar de stad Naha van Okinawa.

4. Kanryo Higaonna – terug in Okinawa
De Okinawanen die tussen China en Okinawa reisden, hadden de verhalen over Kanryo Higaonna door verteld. Zo was hij al bekend voordat hij in Okinawa aankwam.
Hij was een goed zeeman. Hij leende geld waarmee hij eten en goederen kocht. Dit ruilde hij op de andere eilanden voor brandhout. Het brandhout verkocht hij dan weer op Okinawa.

De politie vroeg hem vaak om hulp als ze een gevaarlijke bandiet moesten pakken. Zijn meest gebruikte techniek was een bliksemsnelle trap. Daardoor werd hij bekend als Ashi-no-Higaonna (Higaonna met de benen). De mensen smeekten hem om les te geven.
Na een paar jaar stopte hij met varen, en begon hij voor het eerst les te geven in zijn huis. De training was zoals hij die in China had gedaan: lang, zwaar en hard.
Maar er waren maar weinig leerlingen die de zware training vol konden houden.
Er was geen naam voor deze zelfverdedigings-kunst, en hij noemde het Naha-Te (hand van de stad Naha).

Een middelbare school vroeg aan Kanryo Higaonna om les te komen geven. Ze hadden gezien dat Naha-Te goed was voor je gezondheid, en voor je karakter.
In april 1905 begon Kanryo Higaonna met les geven op de school. Hiervoor veranderde hij de lessen.
Kanryo Higaonna raakte steeds meer bekend. Hij heeft zelfs les gegeven aan de familie van de koning van Okinawa.

En de man die Kanryo’s vader had gedood?
Deze hoorde dat Kanryo terug was gekomen. Nu als een meester in de Chinese zelfverdedigings-kunst.
Hij leefde een hele tijd in angst. Uiteindelijk ging hij naar het huis van Kanryo. Hij knielde neer, drukte zijn voorhoofd tegen de grond en vroeg om vergeving. Kanryo zag dat de man echt spijt had en zei: “Ik ging naar China om te leren vechten zodat ik wraak kon nemen. Maar daar is zelfverdediging niet voor bedoeld”. Met deze woorden vergaf hij de man.

5. Chojun Miyagi – zijn jonge jaren
Chojun Miyagi werd geboren op 25 april 1888. Zijn familie was rijk. Toen Chojun 5 jaar was, ging het familie-hoofd dood. Daarom koos de familie Chojun als opvolger. Zijn tante zou voor zijn opvoeding zorgen, en Chojun ging bij haar in huis wonen.
Zijn tante zorgde voor een goede schoolopleiding. Hij moest ook sterk, moedig en rechtvaardig worden.
En zo begon Chojun in 1902 met het trainen van Naha-Te in het huis van Kanryo Higaonna.

In het begin moest hij allerlei klusjes doen, zoals de tuin bijhouden en het huis schoonmaken.
Pas nadat Kanryo tevreden was, mocht Chojun trainen.
Men trainde 6 dagen per week, van 7 uur tot 9 uur ’s avonds. Dit gebeurde in het huis en in de tuin.
De trainingen waren zwaar. Soms was Chojun zo moe dat hij niet eens meer boven het toilet kon hurken.
Af en toe wilde hij het opgeven, maar gelukkig hield hij vol. Zijn liefde voor Naha-Te groeide.

Op 19-jarige leeftijd raakte in een gevecht. Nu kon hij zichzelf testen. Hij versloeg zijn tegenstanders.
De volgende avond voor de training zei Kanryo Higaonna boos: “Ik heb gehoord dat 1 van mijn leerlingen een sterke vechter is. Maar het is niet de bedoeling om te vechten”, zo waarschuwde hij de groep streng.
Die avond was de training een ware marteling, en Kanryo Higaonna ging door totdat Chojun flauw viel.
Dit was een goede les voor Chojun. Die fout zou hij nooit meer maken. Door de training werd zijn karakter steeds beter. Hij werd een rustige en beleefde jongeman.
Na een tijd besloot Kanryo Higaonna dat Chojun hem moest opvolgen. Daarom kreeg Chojun na de gewone training extra les in Naha-Te.

Op 22-jarige leeftijd moest Chojun naar Japan voor militaire dienst. De Japanners vonden de Okinawanen maar domme zeelui. De meeste konden niet lezen en schrijven. Ze werden daarom gediscrimineerd.
Chojun hielp zijn mede-soldaten met leren en schreef brieven voor hen. Soms waren de oefeningen zo zwaar, dat een soldaat niet verder kon. Dan droeg Chojun even zijn spullen. Voor hem was dat gewoon een extra training. Op een nacht slopen een paar jaloerse Japanners zijn barak binnen. Ze sloegen Chojun terwijl hij onder de dekens lag te slapen. De volgende dag waren ze verbaasd toen ze Chojun gewoon zijn ochtend-rondjes zagen rennen.

Tijdens de aanval had Chojun zich als een bal opgerold. Hij had al zijn spieren helemaal gespannen.
Daarom was hij niet gewond.
Zo kreeg Chojun, zonder te vechten, bewondering van de Japanners.
Ze vroegen hem zelfs als Naha-Te leraar. Chojun ging werken bij de medische dienst van het leger.
Hier gebruikte hij al zijn tijd om zijn medische kennis te verbeteren.
Het Japanse leger vroeg Chojun of hij wilde blijven, maar hij ging terug naar Okinawa.

Kanryo was al ruim 60 jaar. Chojun haalde Kanryo elke dag op, en nam hem mee naar zijn eigen huis. Vervolgens trainden ze de hele dag. Chojun kookte voor zijn leraar het middag- en avondeten.
’s Avonds bracht Chojun zijn leraar weer naar huis. Zo trainden ze nog 3 jaar samen, maar in oktober 1915 werd Kanryo zwaar ziek. Chojun liet verschillende artsen komen, maar helaas overleed Kanryo Higaonna een paar dagen later.

6. Chojun Miyagi – de naam Goju-ryu
Na de dood van zijn leraar ging Chojun twee keer naar China. Hij wilde meer weten over de oorsprong van Naha-Te. Het lukte hem om 1 oude leerling van Ryu-Ryu-Ko te vinden.
Ook bezocht hij het huis en het graf van Ryu-Ryu-Ko. Maar van zijn familie was geen spoor meer te vinden.
De oude leerling vertelde dat door de oorlog in China veel mensen waren gevlucht naar andere landen.
De zelfverdedigings-kunst van Ryu-Ryu-Ko werd in China niet meer getraind.

Chojun was vast besloten dat de zelfverdedigings-kunst van Ryu-Ryu-Ko, nu Naha-Te genoemd, niet verloren mocht gaan. Hij deed veel onderzoek, trainde hard en bedacht nieuwe trainings-vormen.
Hij wist dat de kata’s de basis van het systeem vormden. Deze kata’s mochten niet worden veranderd.
Hij trainde daarom de kata’s precies zoals zijn leraar hem had geleerd.

Dankzij de medische kennis die hij in het leger had geleerd, kon hij de Junbi-undo (soort warming-up) oefeningen maken. Hij huurde een zaal bij zijn oude school en begon les te geven.
Hij werd heel beroemd. Toen de Japanse kroonprins het eiland bezocht, vroeg men aan Chojun om een demonstratie te geven. Ook gaf hij les aan de politieschool.

Behalve Chojun Miyagi waren er ook andere goede leraren. Chojun Miyagi startte samen met hen een Karate Club.
In het Japans wordt karate geschreven met 2 tekens: ze betekenen Chinese Hand.
Dit was uit eerbied voor de Chinese meesters. Later is dit veranderd in Lege Hand.
In het Japans schrijf je het anders, maar het klinkt precies hetzelfde.

Het doel van de Karate Club was:
• Karate te bewaren als een traditie.
• Samenwerken met de verschillende leraren.
• Karate doorgeven aan de jeugd.
• Karate net zo populair maken als het Japanse Judo.

Chojun vond studie erg belangrijk. Ook keek hij goed naar het karakter van zijn leerlingen.
Hij zei dat iedereen moet proberen om een goed mens te worden voor de wereld.
Hij lette er streng op dat iedereen zich aan de regels hield en zich goed gedroeg.

In 1930 werd de Japanse kroonprins de nieuwe keizer. Daarom werd er een grote demonstratie in Tokio gehouden. Chojun stuurde er zijn beste leerling, Jinan Shinzato, naar toe. Zijn demonstratie maakte veel indruk. Men vroeg Jin’an Shinzato naar de naam van onze stijl…Naha-Te.
Bij terugkomst vertelde hij dit aan Chojun.
Deze besloot na lang nadenken de naam Naha-Te te veranderen in
GOJU RYU KARATE.
Dit betekent HARD-ZACHT STIJL van de CHINESE (of LEGE) HAND.
Want deze karatestijl bevat harde en zachte technieken, waarbij goede ademhaling belangrijk is. En wij gebruiken geen wapens.

Chojun Miyagi vond dat karate goed is voor iedereen: sterk en zwak, jong en oud. Voor beginners maakte hij daarom twee nieuwe beginners-kata’s: Gekisai Dai Ichi en Gekisai Dai Ni. En voor de gevorderden een speciale versie van Sanchin, en de kata Tensho.

Tijdens de 2e wereldoorlog werd er op Okinawa zwaar gevochten.
Chojun verloor veel vrienden, zijn beste leerling Jin’an Shinzato, en 3 van zijn kinderen. Ook raakte hij alle aantekeningen van zijn reizen naar China kwijt. Zelf overleefde hij maar net.
Hij besloot dat hij na de oorlog anders les moest gaan geven.
Hij moest voorkomen dat onze stijl verloren zou gaan. Dan zou al het werk van de vroegere meesters voor niets zijn geweest.

7. Jin’an Shinzato
Jin’an Shinzato werd geboren op 5 februari 1901 in Naha. Als kind was hij niet sterk, en deed hij niet aan sport. Pas op 21-jarige leeftijd begon hij te trainen bij Chojun Miyagi. Hij trainde 23 jaar lang elke dag karate. Dankzij Chojun Miyagi kreeg hij een baan bij de politie.
Bandieten liepen liever een blokje om als Jin’an Shinzato in de buurt was. Hij werd Chojun’s beste leerling, en zou Chojun Miyagi opvolgen. Helaas werd hij gedood tijdens een bombardement op 31 maart 1945.
Chojun Miyagi moest opnieuw een opvolger zoeken.

8. An’ichi Miyagi
An’ichi Miyagi (geen familie van Chojun Miyagi) werd geboren op 9 februari 1931.
Tijdens de 2e wereldoorlog verloor hij zijn ouders, en als oudste moest hij nu voor zijn 2 jongere broers zorgen. Hij ging werken op een Amerikaans vliegveld.
Van een vriend hoorde hij over Chojun Miyagi, en samen met 3 anderen begon hij op 1 februari 1948 met trainen.
De eerste opdracht was te stoppen met roken. “Roken heeft alleen maar nadelen” zei Chojun Miyagi.
In het begin moesten ze allerlei klusjes doen.
Zo liet hij An’ichi grote sierstenen verplaatsen in de tuin. De volgende dag zei hij dat de stenen beter aan de andere kant konden liggen. En een paar dagen later weer ergens anders. Zo trainde hij An’ichi, en kon hij ook zijn karakter testen. De training begon met Junbi Undo, een soort warming-up oefeningen die Chojun Miyagi speciaal voor karate had gemaakt.
Hierna gingen ze verder met krachttraining en basistechnieken. Vervolgens werden de beginners-kata’s getraind. Naarmate de leerlingen vorderden, kregen ze les in andere kata’s.

Chojun Miyagi’s manier van lesgeven was net als het slijpen van een potlood met een mes.
Eerst de grote stukken wegsnijden aan de buitenkant. Hierna moet je steeds nauwkeuriger werken om een mooie ronde vorm te krijgen. De punt moet heel scherp worden geslepen. Dat kost veel tijd en moeite.

Alhoewel An’ichi de kleinste leerling was, hield alleen hij vol, en na 1 jaar was hij als enige leerling overgebleven.

Chojun waarschuwde An’ichi om niet te stelen. Veel mensen, zelfs van de politie, stalen bijvoorbeeld van het Amerikaanse vliegveld. Zij deden dit omdat ze arm waren na de oorlog. Maar Chojun Miyagi zei hen: ”Jullie vergeten dat ons eiland veel eetbare planten heeft. Er is genoeg te eten voor iedereen. Als we genoeg hebben om te leven moeten we tevreden zijn. Ook al zijn we nu arm, het is niet goed dat we onze normen en waarden verliezen.”
Zo leerde Chojun Miyagi de mensen om vol te houden, en trots te zijn op zichzelf.

An’ichi kreeg nu 2 jaar lang elke dag zo’n 6 uur les van Chojun Miyagi.
Chojun wilde geen andere leerlingen. De training was uitputtend zwaar. Chojun zei: “ Zelfs Jin’an Shinzato heb ik niet zo veel geleerd, je moet hard trainen en alles goed onthouden.” Zo leerde An’ichi het complete Goju-ryu systeem. Omdat An’ichi geen middelbare school had gevolgd, gaf Chojun hem ook les in de Japanse taal, de geschiedenis van het karate, enz.

Pas vanaf 1952 mochten ook andere leerlingen komen. An’ichi gaf les, en Chojun hielp waar nodig.
Elke dag na de training kreeg An’ichi nog steeds privé-les.
Zo leerde hij de geheimen van Goju-ryu.

Chojun Miyagi kreeg last van zijn hart, en zijn gezondheid ging achteruit. Maar hij bleef doorgaan met lesgeven, zelfs vanuit een stoel toen hij niet meer lang kon staan.
Chojun Miyagi overleed op 8 oktober 1953.

9. Morio Higaonna
Morio Higaonna werd geboren op 25 december 1938 in Naha.
Op de middelbare school kreeg hij zijn eerste karatelessen. Een oudere student gaf Morio het advies om Goju-ryu te gaan trainen.

Inmiddels was Chojun Miyagi begraven. Nadat de rouwtijd was verstreken, was men weer gaan trainen in de tuin van Chojun Miyagi. Een politieman genaamd Eiichi Miyazato had de leiding, maar het was An’ichi Miyagi die de karate-lessen gaf.
Het was 1955, Morio Higaonna was 16 jaar, en aarzelend ging hij naar het huis van Chojun Miyagi.
Nadat Morio Higaonna het lesgeld had betaald, zei men hem: “An’ichi is degene met de meeste kennis.
Ga naar hem toe en leer van hem”.
En Morio Higaonna vond karate geweldig. Op school trainde hij van half 4 tot half 6. Daarna ging hij naar huis om wat te eten. ’s Avonds om half 7 ging hij naar de tuin van Chojun Miyagi. Daar moest hij de tuin vrijmaken van steentjes, emmers drinkwater klaarzetten, en alle spullen klaar leggen. De training duurde tot 10 of 11 uur ‘s avonds.
Er werd elke dag les gegeven, behalve zondag. Maar dan trainde Morio Higaonna thuis.
Omdat hij zo hard trainde, hoefde hij geen lesgeld meer te betalen.

In 1957 slaagde Morio Higaonna voor zijn middelbare school, en ging hij werken bij een bank.
Maar na een jaar stopte hij met werken. Hij wilde al zijn tijd gebruiken voor karate, en trainde meer dan 5 uur per dag. Eiichi Miyazato had besloten om een nieuwe dojo te bouwen, en in 1957 werd deze geopend.
De naam was Jundokan. Er kon nu 7 dagen per week worden getraind, van
’s morgens vroeg tot ’s avonds laat.
Morio Higaonna, nu 22 jaar, ging naar Tokio om aan de universiteit te studeren. Natuurlijk zocht hij meteen een plaats om te trainen, en al gauw vroeg men hem om les te geven.
Dat kwam goed uit, zo kon hij wat bij verdienen om zijn studiegeld te betalen.
In het begin was dat niet genoeg, en hij maakte ook kantoren schoon en waste auto’s.
Hij kreeg hij steeds meer leerlingen. Al gauw gaf hij 6 avonden per week les.
Maar hij werkte ook hard aan zijn eigen training.

In 1970 ging An’ichi Miyagi weg bij de Jundokan. Andere leraren wilden de kata’s veranderen.
An’ichi Miyagi wist dat de kata’s eeuwen lang onveranderd waren doorgegeven.
Daarom was hij het niet eens met de veranderingen. Hij bleef les geven zoals alle meesters voor hem.
Morio Higaonna bleef zijn leraar trouw. Twee keer per jaar ging hij terug naar Okinawa en trainde dan zoveel hij kon met An’ichi Miyagi.
Hij was geslaagd aan de universiteit, maar hij zocht geen werk.
Hij verdiende genoeg met les geven in Tokio, en zo kon hij zelf ook veel trainen.
Ook uit het buitenland kwamen mensen naar Morio Higaonna.
Er waren beginners bij, en mensen die waren uitgekeken op het wedstrijdkarate. Je weet inmiddels dat karate is meer dan alleen maar winnen. Al zoekende kwamen deze mensen bij Morio Higaonna.
De ademhalings-oefeningen, krachttraining, zelfverdediging, het grondgevecht enz. waren nieuw voor hen. Ze wisten niet dat dit ook bij karate hoorde. Bovendien behandelde Morio Higaonna iedereen met respect. Goju-ryu raakte nu ook bekend buiten Japan.
Morio Higaonna werd steeds vaker gevraagd om in het buitenland les te geven.

Het hoofdkantoor van de IOGKF bevindt zich in Amerika. Inmiddels is de IOGKF goed gegroeid.
Er zijn ruim 40 landen met tienduizenden karateka’s bij aangesloten.
Daarom gebruiken wij ook banden met verschillende kleuren, net als bij Judo. Zo kunnen de leraren goed zien wat elke leerling heeft geleerd.
Morio Higaonna is de hoofdinstructeur van de IOGKF. Hij reist heen en weer tussen het hoofdkantoor in Amerika en Okinawa, waar hij nog steeds bij An’ichi Miyagi traint.
Hij is al meer dan 60 jaar oud, en traint nog steeds zo’n 4 tot 6 uur per dag.
En als hij niet in Amerika of Okinawa is, dan geeft hij ergens op de wereld karate-les.
Soms geeft hij per jaar in wel 10 verschillende landen les.

De karate-leraar Harry de Spa heeft het Okinawa Goju-Ryu karate in België geleerd.
In 1984 heeft hij in Nederland de NOGKA opgericht. Hij heeft heel veel moeite gedaan om het Goju-ryu in Nederland te verspreiden. Helaas is hij in 1999 overleden.
Sinds 1997 heet onze vereniging IOGKF-Nederland, en wordt ze geleid door Chris de Jongh, Sydney Leijenhorst, Ries van Toorn en André ter Veer. In Nederland zijn er nu 12 scholen met zo’n 600 leerlingen.


Gebruikte literatuur: boeken geschreven door Morio Higaonna; verslagen van diverse interviews.
Doelgroep: jeugd van 8 t/m 14 jaar.

Versie 1.0 © 2001 IOGKF-Nederland